Voegwoorden knopen zinnen aan elkaar. Er is een verschil tussen nevenschikkende en onderschikkende voegwoorden.
Bij nevenschikkende voegwoorden blijft de woordvolgorde in beide zinnen gelijk.
Bijvoorbeeld: Jag äter inte salad och du äter inte spenat. – Ik eet geen sla en jij eet geen spinazie.
Let goed op de plaats van inte.
Er zijn vijf nevenschikkende voegwoorden:
och - en
men - maar
för - want
eller - of
så - dus
Van de onderschikkende voegwoorden zijn er meer:
medan - terwijl
innan - voor
efter att - nadat
sedan - sinds
då - toen
när - wanneer, als
om / ifall - indien
om inte - als niet
eftersom - omdat, aangezien
så att - zodat
för att - zodat, opdat
att - dat
som - als, zoals
som om - alsof
för att - opdat
så att - opdat
fast - hoewel
även om - zelfs al
fastän / trots att - ondanks
Ook zij koppelen twee zinnen aan elkaar, maar de woordvolgorde in de tweede zin verandert als er een bijzin met een onderschikkend voegwoord volgt. Maar eigenlijk is dat precies zoals in het Nederlands.
Jag går inte hem, ifall du inte kommer. Ik ga niet naar huis als jij niet komt.
Jag stannar inte inne, eftersom det inte regnar. Ik blijf niet binnen, omdat het niet regent.
Jag har inte stannat inne, eftersom det inte har regnat. Ik ben niet binnen gebleven, omdat het niet heeft geregend.
Je ziet in deze zinnen dat in de hoofdzin het bijwoord inte na het werkwoord komt te staan en in de bijzin staat het pal na het onderwerp.
Ifall is een voegwoord en kan alleen als voorwaarde gebruikt worden..
Voorbeeld: Ifall du kommer, ska jag hjälpa dig / Als je komt, help ik je. (hier wordt alleen geholpen als degene ook daadwerkelijk komt)
Om kun je gebruiken als:
• een voegwoord: Om du kommer, ska jag hjälpa dig. / Als je komt, help ik je.
(je gaat er hier algemeen vanuit dat iemand komt: als je komt, kijken we er wel naar, maar het is geen voorwaarde).
• een voorzetsel(uitdrukking): Jag kommer om en timme. / Ik kom over een uur.
• een deelwoord of deel van een werkwoord: Han måste skriva om uppsatsen. / Hij moet zijn opstel herschrijven.
Därför (daarom) is een onderschikkend voegwoord en een zin met därför heeft dezelfde volgorde als in het Nederlands. Dat betekent dat het werkwoord direct achter därför staat en een eventuele ontkenning pas na het onderwerp in de zin komt.
Bijvoorbeeld: Vi flyttar till Sverige, därför lär vi oss inte spanska. – Wij verhuizen naar Zweden, daarom leren we geen Spaans.
Att (dat) is een voegwoord dat extra informatie in de bijzin aankondigt of de woorden/gedachten van iemand indirect weergeeft.
Bijvoorbeeld:
Jag hoppas att du också följer med på bio. – Ik hoop dat je ook meegaat naar de bioscoop.
of
Han säger att han kommer på besök i eftermiddag. - Hij zegt dat hij vanmiddag op bezoek komt.
Verwar att niet met som, omdat ze allebei dat kunnen betekenen. Som komen we vaak tegen als betrekkelijk voornaamwoord (dat, wat, die). In dat laatste geval slaat het terug op het woord waar het direct achter staat of wat het vervangt.
Bijvoorbeeld:
Hon läser en bok som är spännande. – Zij leest een boek dat spannend is.
De har en hund som är söt. – Zij hebben een hond die lief is.
Dus, met att breid je de zin uit en met som verwijs je naar iets uit de hoofdzin.
Een ezelsbruggetje: att komt na een werkwoord, som in principe na een zelfstandig naamwoord.